Om onderscheid te maken tussen een voedingsmiddel (ook “levensmiddel” genoemd) en een drank moeten de volgende criteria worden gehanteerd:
- De wijze waarop het product wordt genuttigd en de consistentie van het product in een container spelen een doorslaggevende rol bij het onderscheid tussen voedselverpakkingen en drankverpakkingen, drankflessen en drinkbekers. Wat voedingsmiddelen betreft, wordt in overweging 12 van de richtlijn een niet-uitputtende lijst van voorbeelden gegeven van voedingsmiddelen, namelijk wraps, salades, fruit, groenten en desserten. Een drank wordt in vloeibare vorm verkocht en genuttigd en kan door middel van drinken worden genuttigd.
- De eenheid waarin de hoeveelheid van het voedingsmiddel of de drank wordt uitgedrukt. Dranken worden in het algemeen uitgedrukt in volume (bv. milliliter) en voedingsmiddelen in het algemeen in gewicht (bv. gram). In sommige gevallen wordt de hoeveelheid van het voedingsmiddel of de drank echter niet altijd op de container vermeld, met name als deze op het verkooppunt wordt gevuld.
- De ontwerpkenmerken van de container kunnen specifiek zijn voor de inhoud. Zo moet bijvoorbeeld de vorm van de container en de vraag of het voedingsmiddel al dan niet met bestek moet worden genuttigd, aangeven of het product bestemd is om door middel van drinken of eten te worden genuttigd.
Bepaalde voedingsmiddelen, zoals soepen, yoghurt (tenzij drinkbaar) en vruchtenpurees, hoeven niet als dranken in de zin van de richtlijn te worden ingedeeld, aangezien zij doorgaans niet worden genuttigd door drinken en er voor consumptie gewoonlijk bestek wordt gebruikt, waardoor ze van dranken worden onderscheiden.