Een drank wordt in vloeibare vorm verkocht en genuttigd en kan door middel van drinken worden genuttigd. Voorbeelden van drankverpakkingen in overweging 12 zijn onder meer verpakkingen van bier, wijn, water, frisdranken, sappen en nectars, instantdranken en melk. De wijze waarop het product wordt genuttigd en de consistentie van het product in een container spelen daarom een doorslaggevende rol bij het onderscheid tussen voedselverpakkingen en drankverpakkingen, drankflessen en drinkbekers.
Bepaalde voedingsmiddelen, zoals soepen, yoghurt (tenzij drinkbaar) en vruchtenpurees, hoeven niet als dranken in de zin van de richtlijn te worden ingedeeld, aangezien zij doorgaans niet worden genuttigd door drinken en er voor consumptie gewoonlijk bestek wordt gebruikt, waardoor ze van dranken worden onderscheiden.
Bepaalde producten in vloeibare vorm, zelfs indien zij drinkbaar zijn (bv. azijn, vloeibare toppings, sojasaus, citroensap, eetbare oliën, producten die vóór consumptie moeten worden verdund, zoals limonadestroop, aanmaaklimonade, siropen of concentraten), worden niet rechtstreeks uit de container genuttigd of moeten verder worden verdund voordat ze drinkbaar zijn. Daarom worden zij niet beschouwd als dranken in de zin van de richtlijn, aangezien zij niet worden genuttigd door drinken.